I’ve entered this story in a competition. So it is no longer available online.
Jan-Loic
I’ve entered this story in a competition. So it is no longer available online.
Jan-Loic
Siegfried Th. H. Bracke zag eens mandaten hangen,
als pruimen o zo groot.
‘t Scheen, dat Siegfried wou gaan stoken,
schoon Telenet ‘t hem verbood.
Hier is, zei hij, noch de burger ,
noch het weverke, die het ziet:
Aan een boom, zo vol geladen,
mist men vijf, zes postjes niet.
Maar ik wil gehoorzaam wezen,
en niet plukken: ik loop heen.
Zou ik, om een hand vol postjes,
smeerlap wezen? Neen.
Liever zwijg’k als vermoord,
want kheb zelve boter op het hoofd.
Voord ging Sigfried: maar het weverke,
die hem stil beluisterd had,
Kwam hem in het loopen tegen
voor aan op het middelpad.
Kom Sigfried, zei ‘t weverke,
kom mijn kleine postjesdief!
Nu zal ik met een boomerang gooien;
want ook ik heb die mandaatjes lief.
Daar op ging de boemerang dwars door’t bladerdek.
En Sigfried merkte te laat op
dat de boomerang neerwaarts keerde,
pardoes, zo op zijn eigen kop
Sigfried liep dan snel heen in galop.
Staart tussen de benen, armen lafhartig rond zijn kop.
En zo is het gekomen het dat in die mooie stad waar Siegfriedje beweerde te wonen
Men na de verkiezing van dat zure ventje niks meer heeft vernomen.
(vrij naar Hieronymus van Alphen)